Het Lourdes van Maas en Waal (2000)

De Maas en Waalse Bedevaart is een begrip. Elk jaar rond 15 augustus (Maria ten Hemelopneming) komen honderden mensen naar de Kapelberg in Bergharen om de openluchtplechtigheid bij te wonen.
Jaren geleden, in 2000, hebben onze cineast Jos Kruisbergen en zijn assistent Geert Megens beelden gemaakt van de sfeervolle gebeurtenis en de voorbereidingen daarvan.
Van planken en fruitkistjes worden banken gemaakt, de vele medewerkers slepen met stoelen om de honderden bezoekers aan een zitplaats te helpen, er worden kaarsen ontstoken en de plaatselijke fanfare maakt muziek.
Pastoor Leo van der Klaauw en de (inmiddels overleden) historicus Jan van Gelder lichten voor Kruisbergens camera een tip van de sluier op over de Bergharense bedevaartshistorie. Piet van Summeren vertelt dat de muziek vroeger werd verzorgd door de Horssense fanfare Excelsior. Dat was de pastoor een doorn in het oog: bij de Bergharense bedevaart hoorde Bergharense muziek. Hij kreeg zijn zin: er werd een eigen dorpsfanfare opgericht met de naam Sint-Anna.
Uiteraard komen ook bezoekers aan het woord. Waarom ze meedoen aan de Maas en Waalse bedevaart? “Een beetje bidden in deze tijd vol ellende kan geen kwaad”, zegt iemand. Een ander komt om te danken. Een derde omdat het zo’n indrukwekkende gebeurtenis is. En een vierde vertelt vol trots dat dit al z’n vijftigste bezoek is aan de Kapelberg. Maar er is ook nog een andere aanleiding, zoals blijkt uit een oeroud rijmpje:

Naar De Briel ga je voor je ziel.
Als het even kan, ga je naar Lourdes voor een man.
En kom je daar niet klaar, dan ga je naar Kevelaer.
Maar hij die schatten wil vergaren, hij kome naar Bergharen.

Hoe dan ook: alle bedevaartgangers komen voor Onze Lieve Vrouw ter Nood Gods. Die wordt in Bergharen al eeuwenlang aanbeden. Zo meldt een geschrift uit 1561 dat er toen al jarenlang pelgrims naar de berg trokken. De kapel die daar toen stond, maakte deel uit van de uithof van de Paters Cisterciënzers. Ook in de zeventiende eeuw waren er vrijwel dagelijks plattelanders te vinden.
De paters verkochten hun uithof in 1621 en de kapel werd gesloopt. Maar het volk bleef toestromen; de Kapelberg was in hun ogen een heilige plaats waar hemelse genade werd verkregen.
Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw richtte de verering zich op een linde, die rond 1664 op de plaats van de kapel was geplant en de functie van ‘koortsboom’ kreeg. Wie er een afgescheurd stukje lijfgoed in hing, maakte een goede kans op genezing van allerlei ziekten.
De boom is er niet meer: hij sneuvelde in 1964 tijdens een lentestorm. Maar toen stond er al een nieuwe kapel. Die was in het voorjaar van 1948 ingezegend en is nog steeds het doel van bedevaartgangers: ook in andere perioden dan rond Maria Hemelvaart.