Dien Kruisbergen: een levend geschiedenisboek van 100 jaar (2012)

De Waalkanter heeft op 15 augustus Dien Kruisbergen in het zonnetje gezet omdat ze honderd jaar is geworden. Dien is geboren en getogen in Wamel en is niet alleen de moeder van onze cineast Jos Kruisbergen, maar ze kan ook prachtig vertellen over vroeger. 
Het verhaal in De Waalkanter was noodgedwongen een tikkeltje ingekort. Hieronder de volledige versie.

Dien Kruisbergen: een levend geschiedenisboek van 100 jaar

Ze is van vóór de oorlog. De Eérste Wereldoorlog om precies te zijn. Op vrijdag 10 augustus werd Dien Kruisbergen honderd jaar. Denk niet dat ze daar in dat zorgflatje aan de Wamelse Dorpsstraat een suffig leven leidt: Dien heeft het druk, druk met van alles. Vooral met het genieten van het leven, van de mensen om haar heen en van de vele herinneringen aan een tijd die lang niet altijd gemakkelijk is geweest.Toegegeven: ze ziet slecht “en ook het horen wordt wat minder.” Maar telefoonnummers van kinderen en kleinkinderen schudt ze zo uit haar mouw. En vooral ook: de verhalen over vroeger. Dien Kruisbergen is een levend geschiedenisboek. Ze weet te vertellen dat het dorp ooit twaalf kruideniers telde, zes bakkers, twee slagers, twee schoenmakers, twee kolenboeren, twee petroleumkarren, negen cafés en twee barbiers. De ouders van Dien waren klompenmakers, een nering die alleen al in de Kerkstraat waar ze toen woonden, op twaalf plaatsen werd uitgeoefend. “Een paar klompen kostte toen 35 cent…” “Een boer met één koe was toen al een grote boer”, knikt ze. “En een boer met twee koeien was een herenboer!” En dan had je nog een flink aantal dorpelingen dat een schamel loon verdiende bij de steenoven. Eén van hen was de broer van Dien: Bes. Veel middenstanders telde het dorp. Daar werd veelal op de pof gekocht: pas als er weer wat geld was binnengekomen, kon er worden afgerekend. “Vader deed zo lang mogelijk met zijn scheermes. Dan leek hij soms wel een geslacht varken met de kop vol geronnen bloed. Als het mes te bot was geworden, ging hij het slijpen op de drempel van de deur.” Toen Dien nog klein was, moesten alle kinderen het doen met één fiets: “De ene week de één, dan een week de ander…”. Het was klaar armoe in die tijd. Er ging geen dag voorbij of er kwam wel een kind thuis met een dikke splinter in arm of been, met dank aan een versleten schoolbank. De leerlingen schreven met van die hele korte potloodjes. “Als er eentje viel en de punt was eraf, dan was het alsof de wereld verging.” Dien Kruisbergen herinnert zich nog goed dat de kachel werd gestookt met nat hout. “Dat brandde langer.” “Maar de mensen waren wel sociaal in die tijd, en ze hielpen elkaar.” De jongeren van nu kunnen zich daar geen voorstelling van maken, mijmert de eeuwelinge. “Kijk eens om je heen: megastallen met duizenden varkens en kippen. Als mijn ouders nog eens terug konden komen, dan wisten ze niet wat ze zagen. Wát een weelde.” Maar: “Het vlees van tegenwoordig, daar zit geen smaak meer aan. Vroeger was het heerlijk.” Dien kan het weten als voormalig slagersvrouw. Na de oorlog trokken zij en haar man Niek in hun slagerij aan de Dorpsstraat. Niek deed vooral in de winter ook veel huisslachtingen, vaak in de ijzig koude buitenlucht. “Er werd toen vooral om het spek geslacht; hoe dikker het spek, hoe beter het varken. Reuzel en rundervet werden gesmolten en gebruikt voor het bakken en braden. En de mensen werden oud, kijk maar naar mij”, lacht ze. Dat ze 100 is geworden, noemt ze “een geschenk van Onze Lieve-Heer.” Echtgenoot Niek was nog maar 58 toen hij stierf. En zoontje Willy werd maar 2. Betje Lamers, 66 jaar haar beste vriendin, is er ook al niet meer. Dat alles heeft diepe littekens achtergelaten. Maar ze kreeg nóg twee zoons en twee dochters die inmiddels hebben gezorgd voor tien kleinkinderen en drie achterkleinkinderen. Dien is er altijd voor haar nageslacht. Elke morgen wacht ze haar achterkleinzoons Quinten en Thymen op als ze langskomen, op weg naar school. “Dan sta ik bij de deur, de hele buurt geniet mee. “Dag oma Dina”, roepen ze in koor en dan maken we een praatje en een grapje. Daar blijf je jong bij!” Ze vertelt dat er nog niet zo lang geleden twee jongens bij haar langs kwamen met zelfgeplukte bloemen en wat los kleingeld. “Dat was al vast voor mijn verjaardag”, zegt ze vertederd. “Ik heb ze bedankt en gaf ze een paar snoepjes. Stond daar nog een jongen, dacht ik. “Moet die geen snoepje?, vroeg ik. “Nee hoor, zeiden die jongens, dat is een fiets.” Dien lacht hartelijk om haar eigen vergissing: “Slechte ogen, dat is één van de nadelen van het ouder worden…” Dan komen de oorlogsjaren voorbij. De Kruisbergens woonden toen samen met Ben en Annie Lamers aan de dijk, aan het pad langs de vroegere Veerweg. Daar was een soldatenstelling die werd bemand door twaalf Stoottroepers. Er werd vaak geschoten; de sporen van kogels en granaatscherven in het oude huis zijn nu nog te zien. Eén van de militairen raakte gewond en stierf bij haar in huis. “Hij is begraven bij de Stoottroeperskapel in Beneden-Leeuwen. Een jaar of wat geleden is zijn moeder nog bij ons langs geweest. Ze was al die jaren op zoek geweest naar informatie over het dagboek en de laatste woorden van haar zoon. Ik heb die moeder alles verteld wat ik me kon herinneren. Haar vragen heb ik niet allemaal kunnen beantwoorden. Hij was al hersendood toen hij bij ons naar binnen werd gedragen. Zo’n jonge knul…” Dien werd de ‘soldatenmoeder’ genoemd. Niek slachtte clandestien en voorzag de militairen en zijn dorpsgenoten van vlees. En hij wist ook nog de nodige bonnen te ritselen. Dien bezorgde ook bij het klooster: op een fiets met een grote mand waar het vlees in zat, verborgen onder een partij wasgoed. “De zusters hebben wat gebeden voor ons. Als de Duitsers erachter waren gekomen, zouden we met z’n allen zijn afgevoerd! Het was levensgevaarlijk. Regelmatig waarschuwden de mensen ons: ‘Straks wordt Niek nog opgepakt!’ Maar hij ging gewoon door.” Trots vertelt ze dat prins Bernhard nog langs kwam toen hij de Wamelse Stoottroepers bezocht. Later is haar zoon Jos, de cineast, nog bij de prins op Soestdijk geweest om hem over de oorlog te interviewen. De watersnood van 1926, nog zo’n belangrijke gebeurtenis in haar leven. “De dijk bij Nederasselt was doorgebroken. Bij ons kwam het water zo hoog te staan, dat we naar de zolder moesten vluchten. We werden uiteindelijk bevrijd met een boot die ter hoogte van de dakrand langs kwam varen.” Via de dijk kwamen ze op de hoger gelegen Dorpsstraat terecht. Vervolgens ging het met de pont naar Tiel. Toen ze terug kwamen, bleek het water enorme schade ter hebben aangericht. Een groot deel van de toch al arme bevolking was álles kwijt. Dien: “De meeste huizen waren stuk. De klompenmakers hadden veel boomstammen liggen; toen die gingen drijven, beukten ze veel muren kapot. Gelukkig hadden we toen een fijne burgemeester. Burgemeester Schuit. Die heeft veel goede dingen voor de mensen gedaan.” Dien is dan wel een eeuw oud, maar nog steeds bij de tijd. Regelmatig gaat ze rikken, vanwege haar beperkte gezichtsvermogen krijgt ze daarbij uiteraard wel hulp.  In die kaartsport is ze op oudere leeftijd zelfs verschillende malen kampioen geweest. Verder houdt Dien de politiek goed in de gaten en ze is niet benauwd voor moderne dingen. Zo zit er tom-tom-navigatie op haar rollator, die moet ervoor zorgen dat ze niet verdwaalt. “Als ik nog goed had kunnen zien, zou ik vast en zeker nog een computer of een laptop hebben gekocht.” Dien is voor eventjes uitgepraat. Wat haar betreft is het genoeg geweest. En heus niet omdat ze moe is: “Nou ga ik kaarten…”