Met die af en toe vlijmscherpe pen van hem trok hij 34 jaar lang flink van leer. Tegen onrecht. Tegen de macht van het geld, tegen kerkelijke regenten en bonzen van de overheid. Hans van den Hatert rammelde in zijn piepkleine huisje pal naast het spoor in Echteld een kleine vierduizend prachtige verhalen uit zijn aftandse tikmasjien.
Zijn ‘Betuwse Praetjes’ in streekdialect verschenen 34 jaar lang wekelijks – soms zelfs vaker – in de Tielse Courant en later in het Dagblad Rivierenland. Hij ondertekende ze met ‘Hannes’. Ook schreef Van den Hatert een tijdlang columns onder de titel ‘Achter de Waarheid’ in de Volkskrant. Verder stond hij mede aan de wieg van het Betuwse Dialectwoordenboek en publicaties over de steenfabrieken in de regio.
Toen ze hem beloonden voor al dat geschrijf, was Hans eigenlijk best een beetje trots. Maar ook verdrietig omdat zijn vrouw op dat moment niet meer aan zijn zijde stond. “Als ik een stukje klaar had, liet ik het haar altijd nalezen. Zij haalde de te scherpe kantjes er van af…”
Ja, hij miste zijn Gré op die mooie junidag in 2003, toen hij samen met zijn kleinzoons in een open koets door het Betuwse land werd meegevoerd naar Tiel. Daar werd onder grote belangstelling de inmiddels befaamde ‘Hannesbank’ onthuld. Met in de rugleuning de veelvuldig door de kroniekschrijver gebezigde woorden ‘wâ sedde gij’ gekerfd.
Tiel is altijd de rode draad geweest in het leven van Hans van den Hatert. Hij ging er naar de ambachtsschool en werkte er bij Daalderop voordat hij uiteindelijk bij het Spoor terechtkwam. Veel later probeerde één van zijn voormalige Daalderop-bazen Hans een rondje te laten geven in een plaatselijk etablissement. Hans keek wel uit. “Nee, doede gij da mar”, gaf hij de man van katoen. “Want ik heb nog veur acht cent per uur veur jou gewaarkt…”
Onze filmkunstenaar Jos Kruisbergen was erbij toen Hans van den Hatert onder grote belangstelling in het hartje van Tiel werd gehuldigd door dezelfde bestuurders die hij zo vaak in de krant een sneer had gegeven. Ze portretteerden hem als een levende legende, een Betuws monument. Woordvoerder Jan Beijer van de gemeente Tiel roemde hem vanwege zijn verdiensten voor de streekcultuur. Oud-burgemeester Henk Zomerdijk van Echteld: ”Hij is misschien wel de bekendste Betuwnaar, iemand die het dialect trouw blijft en tot in lengte van jaren moet worden herdacht.”
En dan hadden ze het nog niet eens over het voorspellend vermogen van de inmiddels 88-jarige schrijver. Hij voorzag het floppen van de Betuwelijn toen nog maar net met de aanleg was begonnen. Maar ach, zegt hij tegen filmer Jos Kruisbergen: zo erg is het allemaal nu ook weer niet. “Ik zie nu eenmaal graag een trein rijden. En ooit zal ‘ie wel eens rendabel worden.”
Dat Hans van den Hatert zo gek is op treinen, is overigens niet verwonderlijk. Veertig jaar lang werkte hij bij het spoor. En niet voor niks trok hij in dat authentieke Echteldse wachtershuisje, op nog geen acht meter afstand van de voorbijrazende treinen. “Als er eentje langs komt, hóór ik het niet eens…”
Ook voorspelde hij kwalijke gevolgen van de gemeentelijke herindeling. Zijn Echteld smolt samen met Ochten en Kesteren tot de nieuwe gemeente Lingewaard. De boel gaat failliet, zo waarschuwde hij. Van den Hatert kreeg gelijk. “Ze hadden het bloeiende, rijke Echteld nooit moeten laten samengaan met twee van die arme gemeenten die al hun geld hadden opgemaakt…”
En begin al helemaal niet over de evacuatie tijdens de bijna-hoogwatersnood van 1995. “De grootste onzin die je je kon indenken”, laat de bejaarde columnist zich ontvallen voor Jos Kruisbergens camera. “Iedereen was als de dood voor die scheur in de dijk bij Ochten. Maar die was er in 1926 al. Bij de Polder hebben ze gewoon zitten slapen. En die scheur? Die zit er nog steeds…”
Terug naar die feestelijke veertiende juni 2003. Hans van den Hatert is toegesproken, bezongen en hij heeft een beeldje ontvangen dat een krantenman voorstelt.
Dan laat hij zich verleiden om plaats te nemen op zijn eigenste Hannesbank. Even is het stil. Dan: “Ik voel me als een koning. De koning van Tiel…”